Genesis 12:1-20
Een beknopte recapitulatie
Abram woont in Ur der Chaldeeën. Daar worden heel andere goden gediend dan God, de Schepper van hemel en aarde. We hebben de vorige keer gezien dat God Abram uitkiest en hem een bijzondere plaats en taak geeft. God roept Abram om voor Hem een volk te vormen, Gode ten eigendom. Om vader te worden van een heilig volk, dat zich aan God toewijdt. Om Abram en het volk dat uit hem gaat voortkomen, in te zetten tot zegen en behoud voor alle volken.
Daarbij is het begrip ‘uitverkiezing’ aan de orde gekomen en vanuit het Oude en Nieuwe Testament belicht. Daar gaan we nu op door.
Een drievoudig verlaten en een drievoudige belofte
In Genesis 12:1-2 staat: De Here nu zei tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn.
Abram wordt opgeroepen zijn land, zijn maagschap en zijn vaders huis te verlaten. Een drievoudig verlaten dus: je geboorteland, je hele familie en je vaderlijk huis. God geeft daarbij ook een drievoudige belofte: Ik geef jou een nieuw land, Ik maak jou tot een groot volk en Ik maak jou tot een zegen voor alle volken.
Bij het verlaten van je vaders huis, je familie en je land kom je er ogenschijnlijk helemaal ‘alleen’ voor te staan. Maar het heeft zegen tot gevolg: God belooft hem een nieuw land, God belooft hem tot een groot volk te maken, God belooft hem rijk te zegenen én tot zegen te stellen.
Het zichtbare is concreet, het onzichtbare nog niet
Dat verlaten van land, familie en huis is concreet zichtbaar. Maar van die drievoudige belofte is op dat moment nog niets te zien. Een nieuw land… welk land? Onbekend, het land dat ik je wijzen zal… Dan moet je wel op weg gaan. Ik zal je maken tot een groot volk… hoe dan? Mijn vrouw is onvruchtbaar. Ik zal je stellen tot een zegen… Dat moet je dan maar afwachten.
Je land verlaten is concreet, je familie en je ouderlijk huis verlaten eveneens. Verlaat dus wat je ziet en kies voor wat je nog niet ziet: een nieuw land, een groot volk en rijke zegen. Stel het onzichtbare boven het zichtbare, Abram! Stel het toekomende boven het heden.
Geloof in God; Hij roept je
Dit is herkenbaar. Als God je uitnodigt om zijn weg te gaan, krijg je met deze dingen te maken. Heel vaak moet je dan verlaten wat je ziet en je aandacht vestigen op wat je nog niet ziet. Je moet het zichtbare dan ondergeschikt maken aan het onzichtbare. Je moet dat onzichtbare erboven stellen. En het toekomende bepalend laten worden voor het heden, terwijl het daar nog niet mee overeenstemt.
Hoe kom je zover? Daar heb je geloof voor nodig. Dan moet je geloven in Hem die je roept. Geloven in Hem die jou die belofte voor ogen stelt. Je moet dan een diep vertrouwen hebben in Hem die tot je spreekt. Dat geloof, dat vertrouwen dient dan gegrond te zijn in liefde, want alleen dan kun je gehoorzamen. Alleen dan kun je ingaan op die oproep, kun je het zichtbare achter je laten en je richten op het onzichtbare. Kún je verlaten, kún je ingaan op beloften. Een les voor ons allemaal.
Abram stelt zich beschikbaar voor God
Abram gaat in op het roepen van zijn God. Hij stelt zich beschikbaar voor God en daardoor wordt hij de aartsvader van een geheel nieuw volk. Aartsvader. Wat betekent dat? Dat ‘aarts’ met een ‘t’ betekent: de eerste, het hoofd, de oudste, de voornaamste. Dus niet de ‘vader van de aarde’, aardsvader met een ‘d’. Maar aartsvader met een ‘t’. Dat moet dan nog gebeuren, want Abram is op dat moment alleen nog maar met Sarai. God zegt: Jij wordt stamvader, de eerste vader, de voornaamste vader, van dat hele volk. Uit jou zal een volk voortkomen mij ten eigendom. Omdat Abram ingaat op dat roepen van God, zich beschikbaar stelt, zijn God vertrouwt en gelooft, en doet wat Hij vraagt, gaat er een nieuwe fase in de heilsgeschiedenis in.
Stel dat Abram het niet had gedaan? Dan had God moeten wachten en uit moeten zien naar iemand anders. Dan had zijn plan vertraging opgelopen. Met Abram kan God verder.
Abram trekt uit Babel; wie gaan er mee?
Abram trekt weg uit zijn geboorteland, uit Ur der Chaldeeën, een gebied 200 km ten zuiden van Babel, de stad waar die toren van Babel gebouwd is. Een gebied vol afgoderij. Daar woont hij. Hij mag dat gebied verlaten.
Verlaat hij zijn land? Ja. Hij gaat weg uit Ur. Verlaat hij zijn familie? Voor het grootste deel. Zijn neef Lot gaat met hem mee. Lot is de zoon van zijn overleden broer Haran. Wellicht heeft Abram zich ‘het lot van Lot’ aangetrokken. Niet alleen Lot gaat mee, ook zijn vader Terach gaat mee. We lezen dat in Genesis 11:31: En Terach nam zijn zoon Abram en Lot, de zoon van Haran, zijn kleinzoon, en Sarai, zijn schoondochter, de vrouw van zijn zoon Abram; en hij deed hen wegtrekken uit Ur der Chaldeeën om te gaan naar het land Kanaän, en zij kwamen te Haran en bleven daar.
Op weg naar Haran
Terach lijkt hier het initiatief te nemen. Dat is ‘typerend’ voor die tijd: zolang de vader leeft, heeft hij zijn plaats en positie in het gezin, krijgt hij de eer, en wordt het gezag van vader in het gezin gerespecteerd. Hoewel Abram wordt geroepen en Terach met hem meegaat, zegt de geschiedschrijver dat Terach weggaat en Abram meeneemt. Waarschijnlijk is ook zijn broer Nachor meegegaan als Abram vanuit Ur naar het noorden trekt. Als zij op die reis in Haran aankomen, blijft Nachor daar wonen. Daar ontstaat familie van Abram, het nageslacht van zijn broer Nachor: Betuël, Laban en Rebekka. Als vele jaren later Izaäk een vrouw nodig heeft, stuurt Abram zijn knecht Eliëzer naar Haran: daar woont familie.
Hoe komt die stad Haran aan zijn naam? Terach noemt die stad naar zijn overleden zoon. Heel vaak worden steden in die tijd genoemd naar een zoon, een dochter, naar mensen.
Haran ligt ca. 800 km ten noorden van Ur, op de grens van het huidige Syrië en Turkije. Die reis wordt afgelegd met schapen en runderen. Het duurt dus lang voordat Abram in Haran aankomt.
Het lijkt alsof Abram op deze reis richting Kanaän gaat, maar weet hij op dat moment al welke kant hij op moet? De geschiedschrijver weet dat Abram in Kanaän terecht gaat komen; hij beschrijft het alsof het een rechtstreekse reis is. Maar in Hebreeën 11:8 staat: Door het geloof is Abram, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou.
In Haran blijft het reisgezelschap geruime tijd wonen. Daar hebben ze het goed. Maar wat gebeurt er in Haran? Daar sterft Terach. Vader Terach kan dus niet mee naar het land dat God aan Abram belooft. Wat zou daar een reden van kunnen zijn? In Jozua 24:2 staat: En Jozua zei tot het gehele volk: Zo zegt de Here, de God van Israël: aan de overzijde der Rivier hebben oudtijds uw vaderen gewoond, Terach, de vader van Abram en de vader van Nachor, en zij hebben andere goden gediend. Maar Ik nam uw vader Abram van de overzijde der Rivier, en leidde hem door het gehele land Kanaän; Ik maakte zijn nakomelingschap talrijk en schonk hem Isaak.
Pas als je met het oude breekt, kun je het nieuwe ingaan
Terach en Nachor zijn op aarde wel meegegaan met Abram, maar zij hebben in de hemel, in geestelijke zin, niet gebroken met de afgoden uit Ur; die nemen ze mee. Terach bedrijft in Haran nog steeds afgodendienst en Abram zit ‘erbij’. Daar moet hij van loskomen. Terach breekt niet met de afgoden, hij houdt ze vast. En dat gaat nooit goed. Hoever je ook meegaat met de geroepene, met de uitverkorene, als je niét breekt met het oude, kun je het nieuwe niet binnengaan.
Een les voor ieder van ons. Als je mee wilt optrekken met dé uitverkorene, met dé geroepene, Jezus Christus, kom je alleen in het ‘land’ waar Hij je wil brengen, als je het ‘oude’ achterlaat, als je werkelijk breekt met het geestelijke ‘land’ waarin je hebt gewoond.
Terach komt Haran niet meer uit. Abram gaat wél verder. Wanneer gaat Abram verder? Als zijn vader is overleden? Hoe zit dat? Genesis 12:4 zegt: Toen ging Abram, zoals de Here tot hem gesproken had, en Lot ging met hem; en Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hij uit Haran trok.
In Haran trekt Abram verder uit
Abram is 75 jaar als hij wegtrekt uit Haran. Dan heeft hij daar lang gewoond. We lezen in Genesis 11:26: Toen Terach zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Abram, Nachor en Haran. En in Genesis 11:32: En de dagen van Terach waren tweehonderd vijf jaar, en Terach stierf te Haran.
Abram wordt geboren als Terach 70 jaar is. Als Abram 75 jaar is, is Terach 145 jaar. Op het moment dat Abram uit Haran wegtrekt, is zijn vader dus 145. Zijn vader is 205 geworden. Abram is dus 60 jaar vóór het sterven van Terachuit Haran vertrokken. Heeft Abram zijn vaders huis verlaten? Ja, zeker. Maar dat is niet in Ur gebeurd, maar in Haran. Daar trekt hij verder uit.
Abram verlaat Ur, zijn landstreek, en een groot deel van zijn familie. In Haran komt het vervolg: daar trekt hij bij zijn vader vandaan. Terach gaat niet mee. Hij blijft in Haran en sterft daar 60 jaar later. Dat de geschiedschrijver de dood van Terach beschrijft vóór het moment dat Abram uit Haran wegtrekt, is niet chronologisch, maar waarschijnlijk om het verhaal af te maken. Je moet dus even rekenen, om te weten hoe het zit.
Tweemaal geroepen
Nu zou je op grond van Genesis 12 kunnen vragen: wordt Abram dan pas in Haran geroepen? De roeping van Abram staat in 12:1; het wegtrekken uit Haran in 12:4. Je moet altijd Schrift met Schrift vergelijken:
- Genesis 15:7 - En Hij zei tot hem: Ik ben de Here, die u uit Ur der Chaldeeën heb geleid om u dit land in bezit te geven.
- Nehemia 9:7 - Gij toch zijt de HERE, de God, die Abram verkoren, hem uit Ur der Chaldeeen geleid en hem de naam Abraham gegeven hebt.
- Handelingen 7:2 - En hij zei: Gij, mannen broeders en vaders, hoort toe. De God der heerlijkheid is verschenen aan onze vader Abram, toen hij nog in Mesopotamië was, voordat hij in Haran ging wonen, en Hij zei tot hem: Verlaat uw land en uw bloedverwanten en kom herwaarts naar het land, dat Ik u wijzen zal. Toen vertrok hij uit het land der Chaldeeën en vestigde zich in Haran. En nadat zijn vader gestorven was, bracht Hij hem vandaar over naar dit land, waar gij nu woont.
Is Terach dan toch gestorven vóórdat Abram wegtrok? Ik heb er allerlei commentaren op nageslagen. Iedereen ziet het ‘conflict’; niemand kan het oplossen. Eén ding is duidelijk, daar zijn de commentaren wel eenstemmig in: naar alle waarschijnlijkheid heeft God Abram twee keer geroepen. Eerst in Ur, en later nóg een keer in Haran. Waarom? Om ook dat laatste deel van zijn roeping in te vullen, om zijn vaders huis daadwerkelijk te verlaten en dat nieuwe land van de belofte ook werkelijk in te gaan. Ik vind het aannemelijk dat God je twee keer roept: als een herinnering en aanscherping van je eerdere roeping. Noodzakelijk om de volledige belofte in je leven te kunnen vervullen.
Roeping in fasen
Je ziet dit vaker gebeuren in de heilsgeschiedenis. Als God mensen roept, reageren ze niet altijd volmondig en volledig. Als God Mozes roept, moet er heel wat gezegd worden en nogmaals gezegd worden, voordat Mozes gaat. Als God Jona roept, gaat hij een heel andere kant op. God moet nóg een keer roepen: naar Ninevé Jona! Als Jezus Johannes en Petrus roept, gaan ze Hem volgen. Een jaar later vindt die wonderbare visvangst plaats en pas dan verlaten ze alles en volgen ze Jezus volledig. Het gaat in fasen. De roeping is er. Die roeping wordt later ‘verdiept’ om volledig te worden. Als het volk na de ballingschap in Babel mag terugkeren naar Jeruzalem, gaat er in eerste instantie maar een deel van het volk terug. Een aantal jaren later gaat nog eens een deel. Voordat Petrus in Handelingen 10 naar een heiden toegaat om daar het woord van God te brengen, heeft God drie keer een visioen nodig en ook nog een woord. Pas dán gaat Petrus mee. Paulus en Barnabas worden in Handelingen 13 vanuit Antiochië uitgezegend: zij gaan zending bedrijven. Dat wordt duidelijk herkend door Paulus en Barnabas en degenen die daar aanwezig zijn. Op zijn eerste reizen gaat Paulus niet verder dan Kreta en Klein-Azië. Pas op de derde zendingsreis hoort hij ’Kom over en help ons’, en gaat hij Europa binnen. Een verdergaande roeping gebaseerd op die eerste roeping: een dóórgaand spreken van God.
Je ziet het vaak in de Bijbel terugkomen dat God mensen roept en nogmaals roept: dieper en verder. Wat een geduld komt daarin naar voren. God zegt niet: Ik heb het je toch gezegd, zoek het verder maar uit. Nee, God komt terug, laat het je nóg een keer zien. Dít heb je al achtergelaten, maar trek nu ook dááruit weg.
Je kunt dit ook in eigen leven ervaren. Hoe vaak is het niet dat de Heer je herinnert aan iets dat je eigenlijk al weet, maar waar je dan verdere invulling aan mag geven. Prachtig! Wat een liefde heeft God voor mensen. Abram wordt eraan herinnerd: je mag het beloofde land nu werkelijk ingaan!
God belooft en Abram gelooft
En Abram doet het. Hij staat er dan wel ‘alleen’ voor. Geen bescherming meer van mensen die om hem heen staan. Familie, vader, broers… ze zijn er niet meer. Hij reist naar een onbekend land. Hij gaat omdat God het zegt. Alleen met een belofte, op grond van ‘kaal’ geloof. Er is op dat moment nog helemaal niets: geen land, geen nageslacht, geen zegen voor alle volken. En dan tóch verder gaan. Op ‘kaal’ geloof, maar wel een ‘kwaliteitsgeloof’. Geloof in het spreken van God. Geloof in de God die leeft! Te midden van al die goden die zijn familie en de mensen rondom hem dienen. Abram geeft zich helemaal over aan God, vertrouwt zich aan Hem toe. Je zou kunnen zeggen: God belooft, Abram gelooft. Wat een band, wat een vertrouwensband. Terecht wordt Abram de vriend van God genoemd. Je vindt dat in:
- 2 Kronieken 20:7 - Zijt Gij niet onze God, die voor het aangezicht van uw volk Israël verdreven hebt de inwoners van dit land en dit voor altijd hebt gegeven aan het nakroost van Abram, uw vriend?
- Jesaja 41:8 - Maar gij, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abram.
- Jacobus 2:23 - en het Schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abram geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd.
Abram blijft geloven. Je zou zeggen: tegen alle hoop in. Zo vertalen ze dat in Romeinen 4:18. Hij is met recht de vader van de gelovigen, een voorbeeld voor alle gelovigen in het Oude en Nieuwe verbond. Hij dóet het, hij gaat, op geloof, puur geloof.
Abram komt in Kanaän en trekt naar Sichem
Abram trekt vanuit Haran in het noorden naar het zuiden en Lot gaat met hem mee. Zo komt hij in een land dat ‘Kanaän’ heet. Waarom heet dat land zo? Omdat daar Kanaänieten wonen. Hij trekt het hele land door en komt op een gegeven moment in Sichem. Dat ligt ‘centraal’ in het land. En daar verschijnt God hem opnieuw.
Genesis 12:7 - Toen verscheen de Here aan Abram en zei: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven. En hij bouwde daar een altaar voor de Here, die hem verschenen was.
Abram bevindt zich al een tijd in dit land, maar hij weet nog niet dat dit het door God beloofde land is. In Sichem zegt God dat dit het land is. Wat een vreugde dat God hem bevestigt in zijn geloof: Abram, je bent er, dít is het land dat Ik je nageslacht zal geven. Misschien heeft Abram gedacht: het zal een onbewoond land zijn, braakliggend. Nee, er wonen allemaal Kanaänieten, notabene nakomelingen van Cham! Misschien heeft hij gedacht: Ik word door God naar een land geleid zonder afgoderij. Nee, in vers 6 staat: En Abram trok het land door tot de plek bij Sichem, tot de terebint More; en de Kanaänieten waren toen in het land.
Wat is dat voor een terebint? Een boom, een heilige boom! Abram krijgt geen land zonder bewoners; de bewoners die er zijn, zijn nog Chamieten ook. Hij krijgt geen land zonder afgoderij; bij de ‘heilige’ boom middenin dat land zegt God: Dit is het land dat Ik je geven zal.
Is dat het nu? Abram zegt het niet, hij bouwt een altaar voor de Heer. Hij dankt God alsof hij alle beloften al ontvangen heeft. Wat een geloof, wat een instelling. Zéker van je God, vól voltrouwen. Herken je het?
Vestigt Abram zich meteen in Sichem? Nee, hij trekt verder naar het zuiden en komt op een plaats die later Betel wordt genoemd. En daar bouwt hij ook een altaar.
Genesis 12:8 - Toen brak hij vandaar op naar het gebergte ten oosten van Betel, en hij spande zijn tent, met Betel tegen het westen en Ai tegen het oosten, en hij bouwde daar een altaar voor de Here en riep de naam des Heren aan.
Abram bouwt altaren om de Heer aan te roepen
Waar hebben we dat eerder gezien? Bij Set. Vanaf toen riep men de naam des Heren aan, hebben we gelezen. Dat doet Abram hier ook, met zijn vrouw en zijn neef Lot. Ik denk dat hij de herders en de knechten ook heeft uitgenodigd. Hij gaat in het openbaar de Heer aanroepen voor het oog en oor van de Kanaänieten. En dan gaat hij nog verder naar het zuiden, Waarom? Ik denk om ook daar een altaar te bouwen en zo de naam des Heren in het hele land aan te roepen, om zo het land te ‘claimen’ voor zijn Heer, de vervulling van de belofte te claimen. Ik denk dat dit een geestelijk bezigzijn is geweest van Abram. Hij wil de naam van God uitroepen over het land, en samenkomsten houden, waarin iedereen welkom is…
Heeft Abram ooit een vaste plaats gevonden in Kanaän? Nee, nooit. Hij heeft er zijn leven lang in rondgetrokken. De enige bouwwerken van Abram in Kanaän zijn de altaren geweest. En het enige stukje grond dat Abram in zijn leven verkregen heeft, is een graf, de spelonk van Machpela.
Je leven lang op weg zijn naar de vervulling van Gods belofte. In een land terechtkomen dat je beloofd is, weten dat het aan je nageslacht gegeven wordt, en dan niet meer bereiken dan een paar altaren bouwen en één spelonk bezitten. Je zou zeggen: wat een pover resultaat! Helemaal niet. Het is de basis voor het ontstaan van een heel volk.
Beproeving op Abrams pad: hongersnood
Krijgt Abram ‘rust’ in het zuiden? Nee. Kan hij eindelijk gaan ‘genieten’ van Gods beloften? Nee, hij komt daar niet eens toe aan het bouwen van een altaar. Er komt hongersnood, zegt Genesis 12:10. Wat een beproeving van het geloof van deze man! Daar heeft God toch niet over gesproken? Nee, maar het is er wél. Hij krijgt geen rust om te genieten. En nog steeds ligt daar die onvervulde belofte.
Abram daalt af: in twee werelden
Wat gaat Abram doen? Hij gaat het land uit: hij trekt naar Egypte. Daar is geen honger, daar is brood. Doet hij dat op aanwijzing van God? Het wordt niet vermeld. In de Canisiusvertaling staat: Abram zakt af. In de Leidse vertaling: hij daalt af. In de grondtekst staat een werkwoord dat omlaaggaan, afdalen, neerkomen, aflopen, neerzinken betekent. Als Abram enige tijd later weer wegtrekt uit Egypte (Gen.13:1) staat er een werkwoord dat optrekken, opgaan, bestijgen, beklimmen betekent!
Hier is meer aan de hand. Abram daalt af naar Egypte. Geografisch is dat juist: je moet een stukje naar beneden. Maar ik denk dat hij in de geestelijke wereld ook ‘afzakt’. Dat hij beneden het niveau van zijn geloof terechtkomt. Hij verzint zelf een oplossing voor het probleem dat zich aandient. Er staat dat hij als ‘vreemdeling’ gaat. Hij vestigt zich niet in Egypte, maar gaat er wel heen. Bedenkelijk.
Een nieuw probleem
En wat gebeurt er je als je zelf oplossingen verzint? Dan krijg je nieuwe problemen. Je hebt dan wel een oplossing: je hebt brood. Maar er komt dan een ander probleem naar je toe: een dreiging met de dood. Abram heeft een mooie vrouw en het is de gewoonte in Egypte dat Farao de mooie vrouwen van vreemdelingen ‘inlijft’ voor zijn harem. De man, broer of vader krijgt dan prachtige geschenken. Mocht de vrouw getrouwd zijn, dan wordt de echtgenoot gedood. Dat hoort Abram als hij afdaalt naar Egypte. Er is dreiging van de dood.
Een leugen om bestwil
En dan gaat hij dóór met het verzinnen van oplossingen. Hij bedenkt een leugentje, een leugentje om bestwil. Sarai moet zeggen dat ze zijn zus is. Dan blijft hij leven en krijgt hij nog geschenken ook. En Sarai dan? Dit gaat niet goed…
Genesis 12:14 - Zodra Abram Egypte binnentrok, zagen de Egyptenaren, dat de vrouw zeer schoon was; en toen de vorsten van Farao haar zagen, roemden zij haar bij Farao, zodat de vrouw naar het huis van Farao gehaald werd. En hij deed Abram wél om harentwil, zodat hij schapen, runderen, ezels, slaven, slavinnen, ezelinnen en kamelen ontving.
Wat heb je daar nu aan als je je vrouw kwijt raakt? Want Sarai maakt deel uit van de belofte: uit haar zou nageslacht voortkomen. Abram staat zijn vrouw af, alsof het zijn zus is, en krijgt er een paar kamelen en ezels voor terug. Hij laat de vervulling van Gods belofte aan een zijde draadje bungelen. Hoe kun je zonder je vrouw Sarai een zoon krijgen? Wat heb je aan dat brood als de dood dreigt? Abram gaat in de fout, maar God blijft goed.
Gods goede hand blijft over Sarai
Zou Sarai - eenmaal in die harem van Farao - in geloof vastgehouden hebben aan Gods belofte? Zou zij zo vast op God hebben vertrouwd dat het in de geestelijke wereld ging ‘knetteren’? Ik denk dat zij daar wel degelijk een ‘aandeel’ in heeft gehad. Sarai valt onder Gods belofte. God beschermt haar, zijn hand blijft over haar, terwijl de vijand met de situatie aan de haal wil gaan. Hij wil Sarai ‘onklaar’ maken om aartsmoeder te worden van het volk van God. Maar de vijand loopt zich te pletter. Hij krijgt Sarai niet waar hij haar wil hebben. Waar ketst het op af? Op de Farao. In vers 17 staat: Maar de Here sloeg Farao met zware plagen, evenals zijn huis, ter oorzake van Sarai, de vrouw van Abram.
Wat de vijand ten kwade van Sarai heeft bedacht, keert zich ten kwade tegen het huis van Farao. Hij merkt het ongewone in die situatie op, waarna Sarai hem de waarheid vertelt.
De rol van Farao
De Farao van Egypte handelt goed en rechtvaardig, hoewel hij een ongelovige is. Hij brengt Sarai terug naar Abram en doet Abram uitgeleide. Vers 18: Toen riep Farao Abram en zei: Wat hebt gij mij daar aangedaan? Waarom hebt gij mij niet meegedeeld, dat zij uw vrouw is? Waarom hebt gij gezegd: Zij is mijn zuster, zodat ik haar mij tot vrouw genomen heb? En nu, ziehier uw vrouw, neem haar en ga heen. En Farao gaf enige mannen omtrent hem opdracht, en zij deden hem, zijn vrouw en al wat hij bezat, uitgeleide.
Er is Sarai niets overkomen. Abram en Sarai vertrekken uit Egypte met méér dan waarmee ze gekomen zijn. Ik geloof dat ze voldoende brood hebben meegekregen, om de eerste nood te lenigen. Tot dat geschenk van ‘slaven en slavinnen’ zal waarschijnlijk Hagar hebben behoord. We komen haar later in het verhaal tegen.
Hoe zou Abram zich gevoeld hebben als Farao hem op deze dingen aanspreekt, de waarheid omtrent Sarai op tafel komt, en hij inziet wat hij heeft gedaan? Zou hij vergeving hebben gevraagd aan God? Ik denk het wel. En aan zijn eigen vrouw? Het wordt niet vermeld.
Abram herpakt zich
Het is in ieder geval duidelijk dat Abram ‘opstaat’. Hij is gevallen maar gaat door in het geloof dat hem zo kenmerkt. Abram pakt de draad weer op. Hij is niet zijn geloof kwijt, hij mag doorgaan in het geloof. Nog steeds noemt God hem zijn vriend. God schrijft Abram niet af na deze valpartij, maar gaat met hem door. Abram mag optrekken naar Kanaän, en daarmee ook geestelijk weer opklimmen naar het door God beloofde land. Hij verheft zich en komt terug op het terrein waar hij hoort. Hij herstelt zich in geloof en richt opnieuw zijn vertrouwen op God.
Een voorbeeld voor ons
Ik denk dat deze situatie voor ons tot voorbeeld mag dienen. Ga niet zélf een oplossing bedenken als er zich een probleem aandient. Treed juist dán in heilzaam overleg met God. Blijf je richten op zijn belofte! En ook al zou je wat zijn afgegleden, ook al zou je wat zijn afgedaald, besef het, bezin je, vraag vergeving, herpak je en klim weer op. Trek je op aan je Heer en God, klim hogerop, kom weer op het niveau van Jezus Christus, waar je een plaats hebt gekregen en mag wandelen waardig je roeping. Denk niet: ik heb het verprutst. God is vol geduld en vol van liefde. Hij wil zijn belofte aan jou vervullen. Hij heeft je geroepen. Hij wil het waarmaken, dwars door alles heen. Geweldig, wat een God!
Zijn de moeilijkheden nu voor Abram voorbij? Nee, die gaan door in hoofdstuk 13. We bespreken ze in de volgende bijbelstudie.